De exploitatievergunning en het ‘levensgedrag'

Auteur: Wendy Franken
Ondernemen 29 september 2017
De exploitatievergunning en het ‘levensgedrag'

In mijn vorige artikel heb ik al omschreven op welke wijze lokale overheden gebruik maken van de mogelijkheden die de Wet Bibob aanreikt. 

In dit artikel zal ik verder inzoomen op de exploitatievergunning. Hierbij zal blijken dat de regelgeving zo ruim als mogelijk wordt ingevuld in de praktijk. Uitspraken rondom exploitatievergunning en slecht ‘levensgedrag’

Uitspraken rondom exploitatievergunning en slecht ‘levensgedrag’
Wanneer men op Rechtspraak.nl de termen ‘exploitatievergunning’ en ‘levensgedrag’ intypt volgen er 166 gerechtelijke uitspraken. Tussen 1990 en 2007 zijn er 20 uitspraken gepubliceerd met deze onderwerpen. Tussen 2015 en heden zijn er welgeteld 81 uitspraken verschenen, terwijl 2017 nog niet voorbij is. 

Er is dus een fikse toename aan uitspraken rondom de exploitatievergunning in combinatie met het levensgedrag van de uitbater. Om de praktijk rondom het ‘levensgedrag’ in het juiste kader te plaatsen is het van belang om de regelgeving te kennen.

Regelgeving rondom ‘levensgedrag’
Regelgeving met daarin de term ‘levensgedrag’ treft men onder andere in de Drank en Horecawet en het Besluit eisen zedelijk gedrag en in (artikel 30d jo 30f van) de Wet op de Kansspelen. 

Artikel 8 Drank- en HorecaWet (DHW)omschrijft:
1. Leidinggevenden van het horecabedrijf en het slijtersbedrijf voldoen aan de volgende eisen:
b. zij zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag;

En artikel 31 DHW vervolgt:
1. Een vergunning wordt door de burgemeester ingetrokken, indien:
b. niet langer wordt voldaan aan de bij of krachtens artikelen 8 en 10 geldende eisen;

Hieruit volgt dus dat een exploitatievergunning ofwel niet wordt verleend, ofwel te allen tijde kan worden ingetrokken wanneer de ondernemer slecht levensgedrag vertoont. Maar wat valt nu onder de term ‘slecht levensgedrag’?

Hoe wordt de term ‘slecht levensgedrag’ in de praktijk ingevuld?
1) Aan de basis is er een lijst van stafrechtelijke veroordelingen (volgens de tekst van de wet en het Besluit dient deze onherroepelijk te zijn) op basis waarvan wordt besloten dat een ondernemer van slecht levensgedrag is. 

In sommige gevallen is het overigens moeilijk een verband te zien tussen enerzijds de inhoud van de veroordeling en anderzijds het al of niet gedegen kunnen uitbaten van een etablissement. 

Uit de rechtspraak blijkt daarbij nog, dat ook wanneer er géén onherroepelijke veroordeling heeft plaatsgevonden, er toch sprake kan zijn van slecht levensgedrag op basis waarvan een exploitatievergunning kan worden ingetrokken. 

“Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak volgt dat geen beperkingen gelden ten aanzien van feiten of omstandigheden die bij de beoordeling van het levensgedrag mogen worden betrokken, nu in het Besluit geen nadere omschrijving is gegeven en ook de tekst van artikel 8 DHW en de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling niet tot een andere opvatting dwingen. Uit het voorgaande volgt dat niet is vereist dat aan de beoordeling van verweerder een (onherroepelijke) strafrechtelijke veroordeling ten grondslag ligt. Eisers stelling dat de strafzaak is geseponeerd, leidt dan ook niet tot het oordeel dat geen sprake is van ‘slecht levensgedrag’. Voorts is niet vereist dat verweerder bij de beoordeling van het levensgedrag uitsluitend feiten en omstandigheden mag betrekken die gerelateerd zijn aan de exploitatie van een inrichting."

2) De tweede wijze waarop een burgemeester kan oordelen dat een uitbater van slecht levensgedrag is, bestaat uit een open norm. De wijze waarop deze norm wordt ingevuld komt willekeurig over.    

Zo zijn er gevallen bekend waarin een exploitatievergunning is geweigerd omdat de ondernemer met een verkeerd kenteken rondreed; een leidinggevende een opstootje heeft gehad met een parkeerwachter; een ondernemer zijn boekhouding niet op orde had.

In een uitspraak van 16 januari 2017 (2) besloot de rechter: “Dat door zijn medewerkers overtredingen zijn begaan, ontkent verzoeker niet. Dat ter zake geen proces-verbaal is opgemaakt en niemand strafrechtelijk is vervolgd, doet hier niet aan af.” In deze zaak werd de exploitatievergunning vervolgens ingetrokken op basis van gedrag van de medewerkers. 

Onrechtmatige intrekking exploitatievergunning
Anderzijds zijn er ook gevallen bekend waarin het weigeren of intrekken van de exploitatievergunning onrechtmatig werd geacht. Een voorbeeld daarvan treft men in de uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak d.d. 24 februari 2016. (3). Deze uitspraak volgt na hoger beroep tegen twee uitspraken van de rechtbank Den Haag van 15 december 2014. 

Om hiertoe te komen diende deze ondernemer dus wel ruim een jaar uit te zingen zonder inkomen uit zijn onderneming(en).

Wendy Franken

Overig nieuws