Vakvereniging ProFri roept op tot meer solidariteit en onderling begrip tussen ondernemers met frituurspeciaalzaken. Voorzitter Hans Hus: “Wij merken dat er veel schaamte is bij frituurondernemers die het moeilijk hebben. Vooral ook omdat zij zien dat er ook collega’s zijn die het juist heel goed doen en soms geen begrip tonen.”
Gemiddeld genomen doen cafetaria’s, snackbars en frituren het relatief goed in coronatijd. Het verlies aan omzet ten opzichte van 2019 wordt branchebreed getaxeerd op circa 25 procent. Hus: “Maar dat is natuurlijk een gemiddelde. Dat de schade beperkt is, komt door afhalen en bezorging. Er zijn zelfs ondernemers die hiermee beter presteren dan in 2019. Dat is heel mooi voor hen, maar wij horen daarnaast ook heel andere verhalen.”
Volledige uitval van vraag
Vooral frituurspeciaalzaken die het moeten hebben van passanten en consumptie ter plekke hebben het vaak zeer moeilijk. Hus: “Neem cafetaria’s in grensstreken en toeristische gebieden. Bij hen is de vraag volledig uitgevallen. Hetzelfde geldt vaak voor frietzaken in stadscentra, waar de afhaalomzet altijd vrijwel te verwaarlozen is geweest. Het steekt hen als ondernemers die het juist heel goed doen, dit luidkeels op sociale media van de daken schreeuwen. Daarom vragen we als bestuur van ProFri voor meer onderling begrip.”
Tussen wal en schip
Vakvereniging ProFri wordt veel benaderd door ondernemers die diep in de rode cijfers zitten en naast de steunmaatregelen grijpen. Hus: “Het gaat om allemaal schrijnende gevallen van cafetariahouders die om één of andere reden nét buiten wal en schip vallen.”
Hus noemt voorbeelden als: niet voldoende inkomen vanwege de partnertoets bij de TOZO-regeling; een pas geopende tweede of derde zaak die buiten de regelingen valt; geen aanspraak kunnen maken op de TVL omdat een ondernemer boven zijn zaak woont; cafetariafamilies waar zowel de ouders als meewerkende kinderen zonder inkomsten zitten.
Hus: “Mensen die hun huis verkopen om het vege lijf te redden. Ondernemers die erg depressief zijn. De verhalen die je hoort zijn soms met geen pen te beschrijven. Wij hopen dat collega’s op lokaal niveau een beetje oog voor elkaar hebben.”