Onlangs heeft het gerechtshof in Den Haag een belangwekkende uitspraak gedaan over een probleem dat zich vaak voordoet bij horecaondernemers. Een brouwerij heeft een horecapand verhuurd aan
een horecaondernemer. In de huurovereenkomst is afgesproken dat de horecaondernemer zal zorgen voor goed onderhoud. De brouwerij levert tevens de dranken aan de ondernemer, waaronder biervaten. Deze moeten via een stenen trap het fusthok ingedragen worden. Op een slechte dag glijdt een medewerker van de brouwerij uit bij het dragen van de biervaten, omdat het trappetje te weinig grip biedt. De man komt ernstig ten val en spreekt de brouwerij aan voor de gevolgen van dit arbeidsongeval. De rechter bepaalt dat de brouwerij als werkgever inderdaad aansprakelijk is.
*Zorgen voor goed onderhoud*
De brouwerij spreekt echter de horecaondernemer aan. In de huurovereenkomst staat immers dat de huurder moet zorgen voor goed onderhoud van het pand. De huurder moet dus de stenen trap vrij van mos houden en de oude, afbrokkelende bakstenen vervangen. De rechtbank geeft de brouwerij gelijk.
*Status trap*
In hoger beroep bevestigt het gerechtshof de onderhoudsplicht en het slechte onderhoud. Maar het gerechtshof meent ook dat de brouwerij als verhuurder de gebreken had moeten kennen. Bovendien wist de brouwerij, dankzij wekelijkse bezoeken aan de horecaonderneming en het wekelijkse gebruik van de trap, precies wat de situatie was. De status van de trap was al jaren zeer slecht en gaat terug naar een tijd van ver voor het aangaan van de huurovereenkomst met de horecaondernemer. Het gerechtshof zegt verder dat de brouwerij bij uitstek deskundig is op het gebied van het inladen en uitladen van bierfusten.
*Schouders van de brouwerij*
Kortom: de horecaondernemer is inderdaad aansprakelijk voor de letselschade van het arbeidsongeval, maar in de onderlinge verhouding tussen de brouwerij enerzijds en de horecaondernemer als huurder anderzijds, dient de horecaondernemer geen schade te dragen en komt de gehele draagplicht op de schouders van de brouwerij te liggen.
Deze uitspraak illustreert dat naast een contract ook de feitelijke gang van zaken belangrijk is.
De brouwer tegen de ondernemer
21 november 2013