Door de dreiging van coronabesmettingen en vanwege beperkende maatregelen kan de Nederlandse economie nog niet op volle kracht opereren. De aanhoudende onzekerheid door de coronacrisis leidt bovendien tot voorzichtigheid bij bedrijven en consumenten. Hierdoor zullen veel sectoren dit jaar moeizaam herstellen. In de horeca en de overige zakelijke dienstverlening valt de productie en de omzet het sterkst terug. De bouw heeft het dieptepunt zelfs nog vóór zich vanwege het laat-cyclische karakter van de sector en de daling in het aantal nieuwe vergunningen. Dat blijkt uit vandaag gepubliceerd onderzoek van economen en sectorspecialisten van de Rabobank.
Grote verschillen tussen sectoren
Het onderzoek laat de verwachtingen zien voor de productie van hoofdsectoren en de omzetten van deelsectoren dit en volgend jaar. Carin van Huët, directeur sectormanagement Rabobank licht toe: “In de verwachtingen is het onvolledige herstel terug te zien voor 2020 en 2021. Wel zijn er flinke verschillen tussen sectoren. Als we kijken naar onze vorige raming van juli 2020 zien we dat de krimp in het tweede kwartaal voor een aantal sectoren minder groot was, zoals voor de industrie. Ook lijken bepaalde bedrijfstakken zich beter te herstellen dan we eerst hadden verwacht, zoals de handel en de horeca. Desalniettemin krijgt de horeca dit jaar de grootste klap, samen met de overige zakelijke diensten, de hoofdsector waar onder andere de reis- en uitzendbureaus toe behoren.”
Naast de verwachtingen voor de productie gemeten in toegevoegde waarde brengt Rabobank ook voor bepaalde deelsectoren per kwartaal in kaart hoe de omzet zich ontwikkelt ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder.
Veerkrachtige horeca en handel, maar volledig herstel blijft uit
Een van de hardst geraakte sectoren in 2020 is de horeca. Van Huët: “In het tweede kwartaal kreeg deze sector een enorme knauw. Maar we verwachten dat de omzet van de horeca in het derde kwartaal weer wat opveert. Een volledig herstel is echter nog niet in het vizier: zodra de dagen korter worden en de temperatuur daalt, zullen we minder op het terras zitten. Hierdoor vermindert niet alleen de capaciteit van de horeca, maar rest ook de vraag hoeveel consumenten ondanks de afstandsmaatregelen binnen bij elkaar willen zitten. Daarnaast duurt het waarschijnlijk nog wel even voordat de zakelijke markt weer aantrekt en blijft ook voor de evenementenbranche het sein nog op rood staan. We verwachten dat de omzetten in de horeca in het vierde kwartaal van dit jaar en het eerste kwartaal van volgend jaar nog fors achterblijven, ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder.”
Voor de handel, de sector die detail- en groothandel omvat, geldt hetzelfde beeld als voor de horeca, gaat Van Huët verder. “De handel is het dieptepunt voorbij en lijkt zich beter te herstellen dan we eerder hadden gedacht. Maar de voorzichtige consument zit een volledig herstel voorlopig nog in de weg. In de detailhandel nam de omzet van onder andere webwinkels in het tweede kwartaal met 32,4 procent jaar-op-jaar enorm toe. De coronacrisis versnelt de omslag naar online retail en daar profiteren winkeliers van die online verkoopkanalen hebben. Voor diverse deelsectoren verwachten we een positieve omzetontwikkeling jaar-op-jaar in het vierde kwartaal dit jaar: een stijging van 3 procent voor supermarkten, 14 procent voor winkels in elektronica, bloemenwinkels en tuincentra en 18 procent voor winkels in doe-het-zelfartikelen.”
Omzetten landbouw, bosbouw en visserij stabiel
“Voor de landbouw, bosbouw en visserij verwachten we dat de omzetten in 2021 voor veel deelsectoren gelijk blijven aan die van 2020”, aldus Van Huët. “Daarmee presteert deze sector beter dan andere hoofdsectoren. Voor enkele deelsectoren, waaronder akkerbouw, kalver- en varkenshouderij, houdt de verwachte omzetdaling aan tot halverwege 2021. Voor de sierteelt, bollen en vleespluimvee verwachten we dat de omzet gaat groeien vanaf begin 2021. Voor de sierteelt en de bollen is dat na een herstelgroei van ongeveer 17 procent jaar-op-jaar in het tweede kwartaal van 2021 circa 1 procent voor het derde en het vierde kwartaal van dat jaar. Voor de vleespluimvee verwachten we een groei van 8 procent in het tweede kwartaal en respectievelijk 11 en 7 procent in het derde en vierde kwartaal van 2021.”
Geen extra inhaalgroei voor de zorg
In de strengste fase van de lockdown draaiden de IC-afdelingen overuren. Maar onder andere geplande zorg werd uitgesteld en onder andere tandarts- en fysiopraktijken waren dicht. Rabobank voorziet voor de zorg echter geen inhaalgroei. Wel verwachten de economen en sectorspecialisten dat de jaar-op-jaar omzetten van vrijwel alle deelsectoren in de gezondheids- en welzijnszorg volgende jaar toenemen met 4 tot 10 procent.
Stikstof beïnvloedt de laat-cyclische bouw
Waar de bouw in het eerste kwartaal van 2020 nog groeide, kromp de sector in het tweede kwartaal. Van Huët: “We verwachten dat deze krimp doorzet vanwege het laat-cyclische karakter van de bouw en de stikstofproblematiek die de sector nog steeds parten speelt aangezien de toekenning van nieuwe bouwvergunningen sinds 2019 is gedaald. We voorzien dit jaar en volgend jaar voor alle deelsectoren een omzetdaling, tot 10 procent.”
Grootste neergang in de industrie voorbij
Het lijkt erop dat de grootste krimp in de industrie achter de rug is. Van Huët: “Daarnaast is het tweede kwartaal minder negatief dan we eerst hadden verwacht. Maar vanwege de internationale spanningen zoals de handelsoorlog tussen de VS en China en de naderende Brexit verwachten we geen volledig herstel voor de exportgerichte industrie.”
Regionale verschillen groot
Omdat het aandeel van sectoren in de economie verschilt per regio, zijn er ook grote verschillen in de regionale groeiverwachtingen, vertelt Rabobankeconoom Rogier Aalders. “De krimp valt waarschijnlijk nog enigszins mee in het centrum van het land, terwijl de klap waarschijnlijk het grootst is in andere regio’s. Dit zijn vooral industrieregio’s, soms aangevuld met een grote transportsector, zoals Noord- en Zuid-Limburg, Zeeland en delen van Groningen en Friesland. De regionaal-economische verschillen in Nederland worden daardoor nog groter dan ze nu al zijn.”